Ach, zoveel maakt het niet uit hoor, want dit is eerder een ‘dienstmededeling’, waar je je niet zoveel van hoeft aan te trekken. Nu de reeks over Radio Noordoostpolder van Dick Offringa ten einde is, mag ik het tweewekelijkse ‘gat’ in de reeks columns op zondag opnieuw voor mijn rekening nemen. Niet erg, er zit bovendien leuker volk op de trein naar de kust op de zevende dag.
Het kattenoog
Ik herlas deze week een oude column van mezelf. Moet af en toe gebeuren om te vermijden dat ik mezelf herhaal. Met de leeftijd ontstaan ook de eerste gaten in het geheugen…. In nummertje 93 had ik over de Barco-fabriek van Kortrijk. Op één van de foto’s – zie bovenaan – buigen tientallen vrouwen zich over houten radiokasten alsof het de wiegjes van hun eerste kind waren. Midden jaren vijftig, schat ik. De tijd waarin de toekomst nog een snoer had, en niemand zich zorgen maakte over Bluetooth of glasvezel.
Ik blijf op deze zondag nog even hangen in de Guldensporenstad. Want die radiokasten, hoe mooi ook, moesten uiteindelijk ook een woonkamer binnen. En daarvoor waren winkels nodig, om die dingen te verkopen. Winkels met etalages waar het woord ‘Elektriciteit’ in trotse letters op het raam stond, alsof dat op zichzelf al iets magisch was.

Op deze foto, ergens begin jaren zestig genomen, zie je zo’n winkel. ‘Radios & Electriciteit’ prijkt op de vitrine. De toekomst in witte verfletters, als het ware. Twee jonge mannen staan er voor: Noël Duyck en Lieven Vancraynest. Boezemvrienden. Hun gezichten ernstig, want radio is geen grap. Eén van hen is de zoon van de eigenaar, de ander stond er waarschijnlijk gewoon graag bij. Tussen hen in een hond die zich afvraagt waarom mensen altijd stil moeten staan als er een foto gemaakt wordt.
Achter het raam liggen de schatten van die tijd: glimmende radiotoestellen met lange snoeren, binnenin boordevol buizen en met grote draaiknoppen aan de buitenkant. Als ze aanstaan hoor je het gezoem van de transformator en dat typische geurspoor van stof op warme lampen. De middengolf — het internet van toen — vol stemmen die van ver kwamen. Parijs, Hilversum, Rome. En vooral dat wonderlijke kattenoog, dat geheimzinnig groen oplichtte als het signaal goed was.


Dat was magie in een glazen buisje. Iedereen die ooit zo’n toestel had, weet hoe dat voelde. Met twee vingers aan de afstemknop draaien tot de ruis net niet meer stoorde, tot er een stem opdook, een melodie, een verre omroep die iets vertelde wat je niet helemaal begreep, maar toch bleef luisteren. Mensen spraken zachter als de radio aanstond. Alsof de ‘stemmen van de ether’ respect verdienden.En wie een nieuwe ontvanger kocht, zette die neer als een altaar. Een houten kast met een ziel erin.
Ik stel me voor hoe Noël en Lieven daar stonden, die dag. De winkel vol beloftes. De wereld nog overzichtelijk, maar al vol elektriciteit. Misschien droomden ze van hun eigen zaak. Misschien wilden ze gewoon een tochtje maken met de hond. En ik zit hier, zeventig jaar later, te staren naar hun gezichten. Ik vraag me af waar ze gebleven zijn. Misschien luisteren ze nog altijd. Naar iets wat kraakt tussen de zenders.
Foto’s: Jean-Marie Delorge
















