Het is ieder weekend weer tijd om me in te lezen en na te denken over de onderwerpen van de komende columns. Immers in zeven decennia is er veel gebeurd dat me is bijgebleven. Dagelijks naar de radio luisteren was trouwens niet altijd even aangenaam. Van vele wereldgebeurtenissen ben ik behoorlijk geschrokken…
Op 17 april 1970 werd de wereld verrast door de zware problemen met Apollo 13. Op 9 november van datzelfde jaar meldde het nieuws van zeven uur op Hilversum 1 al dat in het Franse plaatsje Colombey-les-Deux-Eglises Charles De Gaulle op 79-jarige leeftijd was overleden.
De staatsman werd op het plaatselijke kerkhof begraven omdat hij een staatsbegrafenis weigerde. Tijdens zijn leven had hij trouwens vele onderscheidingen en eerbewijzen afgewezen. Het vliegveld bij Parijs kreeg na zijn dood de naam Aéroport Charles de Gaulle. Ook het drukste plein van de Franse hoofdstad, vlakbij de Arc de Triomphe werd omgedoopt tot Place Charles de Gaulle.
Begin december 1970 werd bekend dat de regionale omroepen die in de daarop volgende jaren in Nederland van start zouden gaan, ook reclamespots mochten uitzenden. In Den Haag werd bekend gemaakt dat ze in elk geval door de Stichting Ether Reclame (STER) moesten worden verzorgd. Dit simpelweg omdat de toenmalige versie van de Omroepwet (artikel 50) alleen deze stichting het recht gaf reclame te verzorgen in ether.
Minister Klompé van CRM onderzocht of er een mogelijkheid bestond de plaatselijke of regionale kranten op enigerlei wijze bij deze reclame te betrekken. De zendmachtiging van de regionale omroepen kwam in eerste instantie te liggen bij de NOS in Hilversum. Dat betekende echter niet dat de programma’s er werden gemaakt. Dat was ook met de RONO in het noorden en oosten en de ROZ in het zuiden niet het geval. De nieuwe regionale omroepen kregen een plaatselijke programmaraad die volledige zeggenschap over de inhoud kreeg.
Hoeveel regionale stations in de daarop volgende jaren in de lucht zouden komen, was in december 1970 nog niet bekend. Ook was er vanuit het ministerie voor CRM geen enkele standplaats genoemd. Een speciale nota was in voorbereiding die in de lente van 1971 zou worden ingediend bij de Tweede Kamer, zodat deze nog voor de verkiezingen dat jaar in behandeling zou kunnen worden genomen.
Het NOS-bestuur had aan minister Klompé geadviseerd te starten met veertien regionale omroepen. Eentje in elke provincie, plus nog eens drie afzonderlijke. Dit in Den Haag, Rotterdam en Amsterdam. Of de minister deze suggestie geheel zou volgen was sterk de vraag. Wel sprak men de hoop uit dat de plannen in de daarop volgende tien jaren konden worden gerealiseerd.
