Februari 1977. Na het tweeënhalf jaar uitgeven van het maandblad Baffle besloten Frans Schuurbiers en ikzelf om een volgende stap te zetten. Er waren 25 edities van het tijdschrift verschenen, we kregen het ‘uitgeven’ intussen aardig onder de knie. Van fotokopieën, al over gestencilde nummers tot offset druk. We hadden een behoorlijke weg afgelegd. Van enkele tientallen exemplaren naar ruim vierduizend abonnees. Het was hard gegaan.
Met het magazine en de organisatie erachter, de Vereniging voor Vrije Radio, zaten we echter in een ‘alternatieve’ hoek, die van de zeezenders en de landpiraten, we wilden ons aanbod uitbreiden. Uiteindelijk draait het ook in de radiowereld vooral om de mensen die de programma’s maken. Onze aversie voor landelijke omroepmonopolies was er niet minder om geworden, maar dat kon je de presentatoren, de producers en de technici bezwaarlijk kwalijk nemen. Niet zij verdienden het om scheef aangekeken te worden, wel de politici die verantwoordelijk waren voor een rampzalig radiolandschap. Begin ’77 trokken we stekker uit de vereniging om ons te herbronnen.
Tijdens een korte werkvakantie in Geluwe bedachten we het concept voor een nieuw magazine. We zouden over alle vormen van radio gaan schrijven, waarbij vooral de mensen centraal stonden. Het vinden van een nieuwe naam voor het tijdschrift verliep minder makkelijk. Uiteindelijk werden we het eens over RadioVisie. In iedere uitgave zouden we voldoende pagina’s besteden aan een centraal interview. In editie 1 praatten we met Ad Roland, toen aan de slag bij Hilversum 3. Maar zie, de link naar de zeezenders was toch niet ver weg. Ad had immers ook voor Radio Mi Amigo gewerkt onder de naam Ad Petersen.
Omdat we voor zowel een Nederlands als een Vlaams publiek werkten, wisselden we de babbels af. Joost den Draaijer, Zaki, Vincent van Engelen, Peter Van Dam, Peter Koelewijn… En zo kwam het dat redacteur Antonino Condina en ikzelf, in maart 1979, binnenstapten bij BRT 2 Omroep West-Vlaanderen aan het Kortrijkse Conservatoriumplein om Jo met de Banjo (Jo Declercq) te interviewen.

Hij presenteerde er op zaterdag de Vlaamse Top 10 en op zondagnamiddag het programma Westpoint. Jo was populair, niet in het minst omdat hij eerder deel had uitgemaakt van de beruchte popsectie van BRT 1 (van producer Jan Schoukens), waar hij in een team zat met Mike Verdrengh, Zaki, Daniël Thielemans, Erik Dillens en de Nederlanders Krijn Torringa en Felix Meurders.
We zijn inmiddels een halve eeuw verder, maar ik denk nog steeds met ontzag en weemoed terug aan die periode. Het werd een leuk gesprek, Jo was een perfecte gastheer en bij de BRT legden ze ons geen strobreed in de weg. Het aureool van ‘piratenblad’ hadden we na zestien nummers van RadioVisie afgeschud. Missie geslaagd. Maar wat mij behalve het interview steeds is bijgebleven, is de manier waarop Jo zijn programma moest inblikken.
Hij werkte inderdaad niet live, maar reed doordeweeks van Leuven, waar hij woonde, naar Kortrijk om alles op te nemen. Vreemd. Om kostenbesparend te werken, zou het logisch geweest zijn dat hij zijn shows opnam in Brussel waar BRT2 diverse studio’s had in het omroepgebouw aan de Reyerslaan. Maar dat mocht niet. De diverse regionale omroepen waren immers compleet onafhankelijke entiteiten en deden ieder hun ding. Dat was zo overeengekomen met de vakbonden. Die hadden trouwens nog veel meer vingers in de pap.
Het zondagse Westpoint duurde anderhalf uur. Jo zat in de spreekcel, aan de andere kant van het glas bevond zich het technische gedeelte van de studio, waar twee mensen alles in goede banen leidden. Er werd gewerkt met Studer-recorders die een snelheid ontwikkelden van 76 centimeter per seconde. Ondanks de grootte van de spoelen (zonder bovendeksel), kon maar 45 minuten opgenomen worden. Halfweg de opname werd dus even gepauzeerd, waarna men aan deel 2 begon. Tot zover lijkt alles vrij logisch. Maar dat was het eigenlijk niet.
Op zondag moesten dus twee tapes de ether in. Als na 45 minuten deel één van Westpoint ten einde liep, moest de tweede tape naadloos aansluiten. Zo moeilijk kon dat niet zijn, gewoon een kwestie van timen en op de juiste knop te drukken. Iedere medewerker van de omroep die zich op zondagnamiddag in gebouw bevond, kon dat doen. Desnoods met de ogen dicht. Maar dat was buiten de waard, in dit geval de… vakbond gerekend.
Tijdens de complete duur van Westpoint waren twee studiotechnici aanwezig. Eentje van iedere grote vakbond. Dat was zo overeengekomen in de CAO. Veel meer dan samen wachten op de ‘bandenwissel’ hoefden ze eigenlijk niet te doen. Alleen wij keken daar vreemd van op. We kwamen uit een wereld waar radio selfsupporting was, waar op de kleintjes werd gelet, waar efficiënte voorrang had op vakbondsregels. Jo, die niet in vaste dienst was bij de BRT, dacht er ook het zijne van. Als losse medewerker kon hij zich een eigen mening permitteren.
We noteerden dan ook het volgende: “Het hele systeem van de BRT is verouderd. Er zijn een heleboel banen die in dit verouderde radiosysteem niet goed opgevangen worden. Daarom zijn de mensen die het werk doen bij de BRT uitgerekend losse medewerkers. Dat zijn de werkbijtjes, terwijl een heleboel andere jobs nog dateren uit het vroegere radiobestel, wat eigenlijk niet meer kan. Efficiënt wordt er dus bij de BRT niet gewerkt. En met veel te veel mensen, wat dan wel de consequentie heeft dat er doelloos met poen wordt gesmeten.”
“Op radiovlak lopen we tussen de twintig en de vijftig jaar achter. We zouden een tussenformule moeten hebben van het Amerikaanse en het Nederlandse systeem. Nu zitten we met de situatie dat er bij de BRT totaal geen programmering is. Het zijn allemaal verouderde structuren. Er is geen controle op, er is geen concurrentie, ze doen maar wat. Het is een oud instituut dat uitgegroeid is tot een doolhof. Het is toch grote onzin dat er zo’n duizend mensen werken in zo’n klein land als het onze. En we hebben alles dubbel, één keer voor de Vlamingen, één keer voor de Walen.”
“Dat kost een ontzaglijk pak poen, zonder dat daar ook maar iemand verantwoordelijk voor is. Dan vraag ik me toch af wat er gebeurt? Maar het is allemaal politiek. Alle partijen zijn goed vertegenwoordigd en de koek is dus mooi verdeeld. Erover zwijgen en maar aanrommelen! Er gebeurt ook niks nieuws bij de BRT. Er komen weinig jonge mensen aan bod. Hier waait een trage, luie wind. Een revolutie moet je bij de BRT nooit verwachten…”