De EBU (European Broadcasting Union) publiceerde zijn Audience Trends Radio 2022, de jaarlijkse Europese samenvatting van alle nationale luistercijfers. Vreemd fenomeen echter: hoewel volgens die EBU zowel de luisterduur als het luisterbereik verder lichtjes blijven afnemen, corresponderen hun statistieken in geen velden met de dezelfde statistieken die ze een jaar geleden publiceerden.
Het EBU-rapport geeft een overzicht van de evolutie van de ‘radioconsumptie’ tussen 2016 en 2021, gebaseerd op de officiële luistercijfers in elk van de Europese EBU-lidstaten. De klemtoon ligt op de dagelijkse luisterduur en het wekelijkse bereik en op het bereik van de publieke media. Speciale focus is er ook voor het radiobereik bij de jongeren.
Het bizarre is echter dat de meerjaarlijkse cijfers waarmee de resultaten voor 2021 worden vergeleken totaal niet stroken met de cijfers die de EBU zelf een jaar geleden publiceerde voor die eerdere jaren. Een gepaste verklaring vinden we daar niet voor, want we moeten ons beperken tot het beperkte publieke rapport. De volledige data zijn enkel beschikbaar voor EBU-leden.
Zo komt de EBU voor 2021 uit op een gemiddelde dagelijkse luistertijd in Europa van 2 uur en 22 minuten en 1 uur 21 minuten voor de jongeren (15-24). Volgens de EBU is dat respectievelijk 5 en 6 minuten minder dan in 2020. Maar als we er hun eigen cijfers van vorig jaar naast leggen, dan spraken ze daar voor 2020 over 2 uur 18 minuten voor de 15+ en 1 uur 21 minuten voor de jongeren. Dus in feite gaat het om een winst van enkele minuten in plaats van het verlies van enkele minuten. Ook de cijfers van 2016 tot en met 2019 wijken telkens af met die in het vorige rapport.
En dat fenomeen geldt dus voor alle tabellen die de EBU publiceert, waardoor het, bij gebrek aan de nodige transparantie, een beetje moeilijk wordt om er veel geloof aan te hechten. Voor zover we weten zijn er binnen de EBU geen landen bijgekomen of weggevallen, waardoor men eventueel de gemiddelde cijfers van de vorige jaren moest herberekenen. De kleine lettertjes vermelden daar alvast niets over.
Het gaat bovendien om cijfers van 2021, dus ook de oorlog in Oekraïne zou in principe nog geen rol mogen spelen. Tenzij er dit jaar vanwege de oorlog een probleem was met het aanleveren van de data voor bepaalde landen, maar dan zou een ernstig en gerespecteerd orgaan als de EBU dit toch minstens mogen vermelden, niet? Anderzijds kunnen we ons niet voorstellen dat de EBU er hier eventjes ‘met zijn klak naar gooit’.
Kortom, we publiceren hieronder de pdf van dit jaar voor wat die waard is, met daarnaast de pdf van vorig jaar. U kunt dan zelf uw vergelijkingen maken en uw conclusies trekken.