Radio en de rode kaart
Leven in de roerige jaren 60, 70 en 80 was heel bijzonder. Mensen gingen anders met mekaar om, het dialect vierde nog hoogtij. In de 90’s ontstond in heel Vlaanderen een soort ’tussentaal’ – het AN – en alles werd een beetje anders. Ik ben geboren in Zuid-West-Vlaanderen, in Kortrijk en brabbelde in het ‘kortriks dialect’ tot we in de lagere school plots ABN – Algemeen Beschaafd Nederlands – moesten leren spreken. Er kwam stoom uit onze hersenen…
De leraars hadden het over ‘de beschaafde taal’ alsof we daarvoor niet beschaafd waren maar een soort barbaren. Soit! Onze ouders bleven dialect spreken. Wij leerden en spraken als het ware twee talen. ‘Mooi’ op school en dialect thuis. Beiden zijn naar elkaar toegegroeid, tot een derde soort Vlaams. We gebruiken ze in het openbaar, maar schakelen weer over naar het streekdialect bij familie en vrienden.
Het echte dialect is sappig maar het wordt steeds schaarser. Het is moeilijker om in de diverse dorpen de verschillen te ontdekken. Er gaan ook veel gezegdes en hele woorden verloren. Onze grootouders hebben nog het ‘oud Vlaams’ gekend en geschreven. Het stamde uit de middeleeuwen. Ze vertelden over ‘de oude’ Belgische frank. Met kluiten en duiten, koperen muntjes waar een gat in zat om ze aan een touw te rijgen. Van kluit naar digitale tijd… wat een sprong!
De radio en televisie van de NIR – later BRT en nog later VRT – hebben altijd een voortrekkersrol gespeeld. Ze gebruikten een keurig Nederlands, zo stijf dat het soms komisch werd. De omroepers – want toen had je nog geen presentators – kregen zelfs een rode kaart telkens ze een woord slecht hadden uitgesproken. VRT draagt nog steeds taal en cultuur hoog in het vaandel maar moderne tijden hebben dit een stukje afgevlakt.
De stijve omroepsters van weleer werden presentators en met de komst van een paar jonge, vlotte jongens in de jaren 70; Zaki, Jo met de Banjo, Mike Verdrengh… kwam het begrip ‘platenruiter’ of ‘deejay’ bij de BRT binnengeslopen. Het beroep bestond reeds lang over de grote plas. Die Vlaamse vlotte jongens kregen af en toe problemen bij de overheidsradio, die conservatief en bureaucratisch bleef.
Paul Verbrugghe, alias Anthony, the Prince of Darkness, draaide de ‘Vogeltjesdans’ op 78 toeren om er snel vanaf te zijn maar kreeg de bons bij de Top 30! Martin De Jonghe, die met zijn ‘Service Telefoon’, in de jaren 80 op BRT2, miljoenen Vlamingen aan de radio kluisterde, slaagde niet voor een ‘schriftelijk overheidsexamen’. Pijnlijk en niet normaal.
Nog vele anderen lieten de BRT voor wat het was en begonnen toen bij VTM, de regionale tv, een lokale radio of zelfs de krant… De komst van de VTM was voor vele vrije radio’s de doodsteek omdat ze hun reclame-inkomsten zagen wegvloeien. De VRT heeft door de jaren heen trossen waardevolle talenten laten glippen. Maar goed, ik had het over ‘praten’.
Ik volgde zelf dictie en fonetica. Het loonde want in 1982 mocht ik bij Radio Gemini gaan presenteren. Maar je moest nog meer in je mars hebben. Piratenbloed hielp, want je werkte in de illegaliteit. Pit, muziekkennis, technisch vlot zijn, want je deed je eigen techniek tijdens het presenteren, hielp ook! Multitasken, om een modern woord te gebruiken. Het kon snel in het honderd lopen.
Iedere platenruiter deed zijn best maar velen zeulden nog West-Vlaamse klanken mee. ‘Niet erg’, zou Willem Vermandere zeggen, ‘het is een stukje uit ‘joen’ (jouw) nest’. Dat moeten we koesteren. Met de komst van kabelradio en televisie in de jaren 70 gingen Vlamingen massaal naar de Nederlandse media kijken en luisteren.
Grappig dat Vlaamse vrije radio-dj’s, onder hun invloed een soort onbestaand ‘DJ-Hollands’ gingen spreken. Het klonk zo geaffecteerd dat het hilarisch werd. Die jaren komen natuurlijk nooit terug. Ik laat ‘de bruine kast’ even los en schenk mezelf een gerijpte trappist in, een bruine pater op blote voeten. Tijd voor kwaliteit. Tot ‘groen licht’ !