RadioVisie

  • .
    .

De dag dat België de radio uitvond (II)

>> Nieuw! RadioVisie kan je nu ook volgen via Instagram en LinkedIn!

Intussen was het 1940 geworden. Op 10 mei vielen de Duitsers België binnen en werd het Omroepgebouw op het Flageyplein ontruimd toen jachtvliegtuigen hun bommen op nauwelijks enkele honderden meters dropten. Het NIR dat een grote rol was toebedacht tijdens de vijandelijkheden, bleef nog vier dagen uitzenden vanaf een geheim adres in Watermaal-Bosvoorde. In een villa aan de Tumulidreef waren eerder twee studio’s gebouwd. Er waren ook twee mobiele studio’s die op batterijen konden opereren. Toen Brussel werd bezet op 14 mei, verhuisde de zendinstallatie naar Noord-Frankrijk. 

Radio Kerkske vlucht naar Gistel

Op het moment van de Duitse inval en bezetting telde Vlaanderen vier privé-stations. Radio Kerkse ontmantelde meteen de apparatuur en vertrok uit Antwerpen met de bedoeling om vanuit het West-Vlaamse Gistel verder uit te zenden. Dat was trouwens in afspraak gebeurd met de Belgische overheid. Maar zover kwam het niet. Gistel werd te snel gebombardeerd en veroverd. Zoon Marcel Decaluwé probeerde daarop terug te keren naar Antwerpen, maar onderweg werd hij onderschept door de Duitsers. Hijzelf kon ontkomen, maar de zender (foto boven) werd in beslag genomen. 

Radio Loksbergen vlucht naar Calais 

Radio Loksbergen uit Limburg, ook bekend als de Vlaamsche Omroep, ging eveneens op de dag van de Duitse inval uit de lucht. Eigenaar Gerard Keersmaekers nam het kristal weg zodat de zender onbruikbaar werd en sloeg met zijn familie op de vlucht naar het Franse Calais. In juni 1940 keerde men terug maar  de bezetters hadden de studio verzegeld, het zendgebouw op de berg Reinrode opgeblazen en de houten zendmasten waren verdwenen.  Officieel was de zendvergunning ingetrokken.  

Zender Radio Kortrijk stoort de BBC  

WVRO, de West-Vlaamse Radio Omroep, beter bekend als Radio Kortrijk, begon op 11 mei met het demonteren van de zender. Het was de bedoeling om die te verbergen tot na de oorlog. Maar ook dit plan kon niet worden uitgevoerd. De Duitsers vielen veel te snel het zendgebouw in Vichte binnen. Ze zetten de zender opnieuw in elkaar en gebruikten hem als stoorzender voor de uitzendingen van de BBC. 

Sender Brüssel via de NIR-frequentie 

Het langst was Radio Vlaanderen vanuit Gent in de lucht. De studio’s hadden eerst bescherming gekregen van de Rijkswacht, nadien van het leger. Toen op 16 mei duidelijk werd dat ook de ‘Fiere Stede’ zou vallen, blies het leger de zender op. Een dag eerder was een deel van de nationale zender van het NIR in Veltem vernietigd. Andere delen werden in een vrachtwagen geladen waarmee men op de vlucht sloeg naar Frankrijk. Op 16 mei werd de zendmast eigenhandig vernield. Toch was er twaalf dagen later opnieuw geluid te horen via de 927 kHz. Op 28 mei startte Sender-Brüssel met Duitse propaganda-uitzendingen. 

Belgische radio op de vlucht

Een tijdlang konden mensen van het NIR-INR, gesteund door vrijwilligers en militairen de Belgische burgers en legereenheden, massaal op de vlucht in Frankrijk, toch nog bereiken. Dat gebeurde een poosje vanuit Parijs, daarna nog vanuit plaatsen als Poitiers, Limoges, Rouen en Vichy. Telkens werd de zendinstallatie afgebroken, verplaatst en weer opgebouwd. Op 14 juni was de vijand echter ook al zover in Frankrijk opgerukt, dat het hele team naar London vluchtte.

Jan Moedwil, pseudoniem van Fernand Geersens (Borgerhout, 21 oktober 1895 – Elsene, 9 februari 1959) was in Vlaanderen tijdens de Tweede Wereldoorlog de stem van Radio België, de zender van de Belgische Nationale Radio-Omroep (BNRO) die van uit Londen opereerde.

Op 28 september was men terug in de lucht. Dit keer niet met eigen zendmateriaal, maar via de kortegolfzenders van de BBC. Op 13 oktober 1942 richtte de Belgische regering in ballingschap in Londen de Belgische Nationale Dienst voor Radio-omroep (BNRO) op. De uitzendingen van het BNRO startten op 8 februari 1943, eerst via de BBC, later eveneens via een kortegolfzender vanuit Belgisch-Congo. De enige plek ‘België’ die niet was bezet. 

De start van Radio Belgisch Congo

Al in 1931 begon men een kortegolfverbinding te testen tussen België en Leopoldstad. Een samenwerking van NIR, RTT en het ministerie van Koloniën. In 1934 waren de reguliere uitzendingen van de ‘Werelddienst’ een feit. Anderhalf uur per dag. Bestaande uit ‘Het gesproken dagblad’, ‘Le journal parlé’, gevolgd door een uur muziek. Bij de Duitse inval was de kortgolfzender van de RTT in Ruiselede vernield. Er werd een nieuw exemplaar (7.500 Watt) verscheept naar Leopoldstad. In oktober 1940 startte de nieuwe officiële omroep als Radio Belgisch Congo. (foto)

Tijdens de oorlogsjaren ging de boodschap dus niet van Noord naar Zuid, zoals gebruikelijk was in het koloniale tijdperk, maar van Zuid naar Noord. In 943 kwam er een zender van 50.000 Watt. Hiermee startte de BNRO uitzendingen in het Nederlands, Frans, Engels, Spaans, Portugees. Men zond uit naar alle windstreken. Tijdens de oorlog werd de basis gelegd voor wat later een heuse wereldomroep zou worden. En het feit dat men ook in andere talen uitgezond dan in het Nederlands en het Frans.

In 1944 was de oorlog voor België afgelopen. Op 4 september verzorgde het BNRO, omdat het NIR als instelling nog niet functioneerde, vanuit een noodstudio de eerste uitzending in bevrijd België. Het omroepgebouw aan het Flageyplein en de zendinstallaties kwamen opnieuw in handen van de Belgische overheid.

De Duitsers hadden nogal wat schade aangericht bij hun vertrek uit Brussel, maar die werd snel hersteld. Door de Besluitwet van 14 september 1945 kreeg het NIR opnieuw de opdracht radio-uitzendingen te verzorgen. Het BNRO werd afgeschaft.

De start van het tweede programma

De eerste naoorlogse regering besloot meteen om een staatsmonopolie voor radio-omroep in te voeren. Geen enkele privé-omroep van voor de oorlog kreeg z’n zendvergunning terug. WNRO (Kortrijk), Radio Vlaanderen (Gent), Radio Loksbergen (Hasselt) en Radio Kerkske (Antwerpen) vormden wel de basis van de ‘gewestelijke omroepen’ van het NIR. Ze werden binnen de staatsomroep omgevormd tot provinciale vestigingen. De gewestelijke stations vervulden volgens een beurtrol de zendtijd van het ’tweede radioprogramma’.

Politieke partijen verliezen programma’s

Er braken nu snel nieuwe tijden aan, met nieuwe inzichten. De diverse omroepverenigingen als daar waren Liberale Radio Omroep (Librado), de Katholieke Vlaamse Radio Omroep (KVRO), de Socialistische Arbeiders Radio Omroep (Sarov) en de Vlaamse Nationale Radio Vereniging (Vlanara), die eerder via het NIR hun programma’s mochten verzorgen, verdwenen één voor één uit de lucht ten voordele van de uitzendingen die gemaakt werden door de medewerkers van het NIR zelf. Naarmate de nationale omroep alsmaar meer onafhankelijk en neutraler werd, deden de traditionele partijen er toch nog alles aan om de omroep alsnog een stuk steviger in hun greep te krijgen.

Daar is Radio Kerkske weer

Georges De Caluwé, de eigenaar van het vooroorlogse Radio Kerkse wilde zich niet neerleggen bij het staatsmonopolie voor radio en probeerde ook weer een zendvergunning in handen te krijgen. Deze werd echter geweigerd. Daarom kwam hij in Antwerpen op met een eigen politieke partij met als belangrijkste streven het terug in de lucht brengen van Radio Kerkske. Hij poogde op die manier de overheid voor een voldongen feit te stellen. Maar die bleef koppig een zendvergunning weigeren.

Op 3 september 1955 begon De Caluwé dan maar zonder licentie. Minder dan een week later werd de zender in beslag genomen. Meteen kondigde De Caluwé aan om een zendschip voor de Belgische kust te verankeren. Op 10 oktober 1962 was het zover. Om 14:25 uur startte Radio Antwerpen vanaf het schip Uilenspiegel dat verankerd lag voor de kust van Knokke. Eigenlijk ging het om ‘Le Crocodile’, een betonnen schip dat hij gekocht had van de Franse zeemacht. Er werd uitgezonden op de 201 meter (1492 kHz).

Uilenspiegel heel snel heel populair

De programma’s gingen de ether in tussen 07:00 uur en middernacht. Er werd ook in het Frans uitgezonden. Dagelijks was er – Il y’a de la musique -, tussen 16:30 en 17:00 uur. Radio Antwerpen klonk breder dan de nationale omroep. Er was ook klassieke muziek te horen, maar nog veel meer populaire platen. De meeste programma’s werden vooraf opgenomen in een studio in Edegem.

Piet Jager was programmaleider, presentators waren onder andere Louis Samoy, Val Leuris, Terry Brendol, Jos Jansen en Fred Steyn. Ook Georges Decaluwé zelf dook regelmatig op in het middagprogramma ‘Groeten van Uilenspiegel’. De ‘radiopiraat’ werd in snel tempo heel populair.

België en vooral Vlaanderen had er weer een commercieel station bij. Nauwelijks een paar weken later kon men ook in de verre buitenlanden luisteren naar het nieuwe Radio Antwerpen. Men startte immers ook uitzendingen op kortegolf. In de 41-meter band, op 7.600 kHz. Het signaal werd tot in Canada ontvangen. Ongebruikelijk waren die KG-uitzendingen niet in die tijd. Het NIR had immers een stevige wereldomroep om de band met de vele Belgen in de Congolese kolonie aan te houden. Er was dus een flinke traditie in het luisteren naar de korte golf.

Komen en van van politie in Edegem  

De Belgische regering die haar monopolie op radio-uitzendingen doorbroken zag was echter allesbehalve in haar nopjes met de zeezender. Maar omdat er werd uitgezonden buiten de territoriale wateren, kon men eigenlijk weinig ondernemen, behalve de medewerkers in de opnamestudio’s in Edegem lastig vallen. Gerechtelijke instanties kwamen en gingen. Daarop besloot Decaluwé om de opnames telkens op een andere plaats te organiseren. Men sprak een punt af en iedereen kwam aanzetten met delen van de opname-apparatuur. Iemand bracht de bandopnemer mee, iemand anders de microfoon, nog iemand anders de draaitafels… 

Radio Antwerpen strandt… letterlijk 

Het project was evenwel geen lang leven beschoren. De tweede helft van de maand december 1962 verliep dramatisch voor de ‘radiopiraat’. Op 13 december 1962 stierf Georges De Caluwé na een heelkundig ingrijpen in Antwerpen. Zijn dood bespaarde hem weliswaar de grootste teleurstelling van zijn leven. Op 16 december 1962 woedde er een storm met windkracht 12 over de Noordzee. Het anker van de Uilenspiegel brak, de generatoren vielen uit en het schip sloeg op drift.

Via het afschieten van vuurpijlen kon de bemanning de aandacht trekken van de Engelse ferryboot Suffolk Ferry. Die alarmeerde de kustwacht van Oostende die onmiddellijk reddingsboten stuurde. Bij het overspringen van het zendschip naar een reddingsboot kwam een matroos tussen beide boten terecht en werd verpletterd. Een sleepboot probeerde daarop de Uilenspiegel tegen de zeestroom in te trekken, maar ook die sleepkabel brak, waarna nog diezelfde avond het zendschip vastliep op het Nederlandse strand van Retranchement bij Cadzand. Meteen was het radio-avontuur definitief voorbij. 

Pas navolging in 1974 met Atlantis  

Eerder was de Belgische regering al over gegaan tot het bedenken van een anti-Uilenspiegel wet. Het werd de Belgen gewoon verboden mee te werken aan radioprojecten vanaf zee. Op 18 december 1962 werd de anti-zeezenderwet goedgekeurd met 123 voor en 35 stemmen tegen. Het verbod was blijkbaar voldoende om lange tijd nieuwe radio-avonturen vanaf zee te voorkomen. Het duurde tot 15 juni 1973 vooraleer er een tweede Belgische zeezender opdook. Radio Atlantis begon die dag, stipt om 12:00 uur uit te zenden via een huurzender aan boord van de MV Mi Amigo. Een schip dat eerder was gebruikt voor o.a. de uitzendingen van de Britse zeezender Radio Caroline. Eigenaar van Atlantis was de Adegemse zakenman Adriaan Vanlandschoot. 

En daar is een tweede zeeproject 

Niet veel later, op 1 januari 1974 startten de officiële uitzendingen van Radio Mi Amigo (twee dagen eerder was men beginnen testen). Sterke man achter dit project was de Huizingse wafelbakker Sylvain Tack. Deze laatste was er in geslaagd om een nieuwe deal te maken met de eigenaar van de Mv Mi Amigo. Atlantis, al eerder uit de lucht via dat zendschip, kocht daarom eigen schip, de MV Jeanine. Op 22 december 1973 werd het verankerd voor de kust van het Belgische Knokke. ’s Anderendaags startten de eerste testuitzendingen. 

Een zoveelste gestrand avontuur 

Beide Vlaamse stations opereerden vanuit Nederland dat toen geen anti-zeezenderwet had. In principe overtraden de Belgische medewerkers wel degelijk de wet. Het was de eigen onderdanen immers expliciet verboden om mee te werken aan een zeezender. De omweg via Nederland was dus niet helemaal waterdicht, maar bemoeilijkte het ingrijpen wel. Er werd dan ook niet echt opgetreden tegen beide stations.

Aan de avonturen van Atlantis kwam een einde toen ook in Nederland een anti-zeezenderwet van kracht werd op 1 september 1974. De dag voordien staakte men vrijwillig de uitzendingen. Radio Mi Amigo ging nog enkele jaren door, maar nu met Spanje en later zelfs… Mauritius als thuisbasis. Op 19 september 1979 liep ook dit radio-avontuur af toen het, inmiddels tweede zendschip, de MV Magdalena van haar anker sloeg en vastliep op een zandbank, vijf mijl voor Schouwen, Nederland. 

Het Belgische zeezenderhoofdstuk doet ons uiteindelijk in 1978 belanden, omdat zij, onder impuls van George Decaluwé, het rechtstreekse gevolg waren van de weigering van de Belgische overheid om privé-omroep (opnieuw) toe te laten. Diezelfde overheid voegde in 1959 nog een hoofdstuk toe aan de geschiedenis van de publieke omroep.

Monopolie voor onbepaalde tijd

Het NIR/INR viel in 1959 niet langer meer onder de bevoegdheid van het Ministerie van Verkeerswezen, maar kwam terecht onder dat van Cultuur. Door een wet van 18 mei 1960 werd de openbare omroep per 8 augustus opgevolgd door drie nieuwe instituten: BRT, RTB en het Instituut van de Gemeenschappelijke Diensten. BRT stond voor: Belgische Radio en Televisie (Nederlandstalige uitzendingen), de RTB was het letterwoord voor Radio Télévision Belge (émissions françaises). Beide kregen van de staat het uitzendmonopolie voor onbepaalde tijd. 

FM, Omroep Brabant en stereo 

Op 1 oktober 1961 begon BRT 3 uit te zenden. ‘Een cultureel net dat ernstige muziekprogramma’s en woorduitzendingen voor zijn rekening neemt’, zo werd het toen omschreven in de pers. Het tweede programma, BRT 2, zorgde voor uitzendingen met een regionaal karakter. Terwijl het eerste programma, BRT 1, zich ging zich specialiseren in uitzendingen voor het gezin, bejaarden, consumenten en toerisme. In 1962 nam de BRT voor het eerst een FM-zender in gebruik. In 1967 kreeg ook Brabant een eigen regionale omroep. In datzelfde jaar begonnen de eerste stereo-uitzendingen van BRT 3. 

De eerste vrije radio is Scorpio 

De wet van 1 februari 1977 schafte het ‘Instituut van de Gemeenschappelijke Diensten’ van de BRT en RTB af en werd het ‘Belgisches Rundfunk und Fernsehzentrum der Deutschsprachigen Gemeinschaft’ (BRF) opgericht. In 1979 is Radio Scorpio de eerste naoorlogse vrije zender. Weliswaar zonder zendvergunning. In de maanden en jaren die volgden zou België een ware vrije radio-explosie kennen. In 1982 werden de vrije of lokale radio’s erkend. Voortaan gingen ze door het leven als niet openbare radio’s. Hun zendvermogen werd beperkt tot 100 Watt. Reclame is uit den boze. 

Studio Brussel werd jongerenradio 

De komst van de lokale radio had het nationale omroepinstituut geïnspireerd tot nieuwe initiatieven. Op 1 april 1983 ging Studio Brussel in de lucht. Na BRT 1, BRT 2, BRT 3 en de Wereldomroep werd dit het vijfde publieke radionet. De nieuwkomer profileerde zich als een ‘Muziek- en informatiezender voor de Brusselse Vlamingen en pendelaars in de omstreken’.

Paul De Wyngaert (foto) en Jan Hautekiet zijn de eerste presentators. Er werd uitgezonden op de 102.8 MHz. In 1983, vooral omdat men niet goed te ontvangen was door een overvolle FM-band, kreeg men ook een plaatsje op 1512 kHz, middengolf. Een jaar later ging Studio Brussel nationaal uitzenden via extra FM-frequenties en werd de AM weer verlaten. Wat begon als een publieke omroep voor Brussel, evolueerde snel in een jongerenstation voor heel Vlaanderen. 

Reclame op de publieke radio

Intussen is het 1990 geworden. De BRT startte de operatie ‘nieuwe huisstijl’. De radionetten kregen een duidelijker profiel en BRT 1, BRT 2 en BRT 3 heten voortaan Radio 1, Radio 2 en Radio 3. Een jaar later, in augustus richtten de publieke omroep en de Vlaamse Uitgeversmaatschappij (VUM) samen de Vlaamse Audiovisuele Regie (VAR) op. Opdracht: reclame- en sponsorwerving verzorgen voor de BRT radio’s en sponsorwerving (geen reclame) voor de televisie. Op 1 oktober 1990 gingen de eerste reclameboodschappen de ether in op Radio 1, 2 en Studio Brussel.

Op 27 maart 1991 werd alweer een nieuw omroepdecreet uitgevaardigd. Het veranderde de naam BRT in BRTN (Omroep van de Vlaamse Gemeenschap). De – N – stond voor Nederlands. Precies een jaar later was het tijd voor de geboorte van een zesde publieke zender. Op 28 maart 1992 begon Radio Donna.

Op twee maand 10% marktaandeel

‘Dit station moet de luisteraars die niet bereikt worden door de andere netten een oplossing bieden’, heette het officieel. In werkelijkheid wilde de openbare omroep een oplossing bieden aan de stijgende vraag naar reclamezendtijd. Uiteraard kon men met een hitradio als Donna ook beter de grote populariteit van de vrije radio’s te lijf gaan. De sterke horizontale programmering van Donna zorgde ervoor dat het station, twee maand later, al een marktaandeel van om en bij 10% had. Bijna net zoveel als de verzamelde vrije radio’s bij elkaar. 

VRT: Vennootschap van publiek recht

Op 16 april 1997 keurde het Vlaamse Parlement het ‘decreet betreffende de omzetting van de BRTN in een naamloze vennootschap van publiek recht’ (het zogenaamde maxi-decreet) goed. Hierdoor kon de publieke omroep worden omgevormd tot een NV die de naam Vlaamse Radio- en Televisieomroep (afgekort: VRT) kreeg. Op 1 januari 1998 was de omzetting een feit. Drie maanden eerder, in september 1997 was de digitale radio gestart. De DAB-zenders (Digital Audio Broadcasting) werden één na één in gebruik genomen zodat in de loop van 1998 heel Vlaanderen DAB kon ontvangen. 

Regionale Radio 2, centraal naar Brussel

Op 1 januari 1999 startte Radio 2 vanuit een nieuwe centrale studio in het Brusselse omroepcentrum. Tot dan had iedere gewestelijke omroep vanuit een eigen provinciale studio uitgezonden. Het regionale signaal werd naar Brussel gestuurd en ging vandaar naar de Radio 2-zenders. Het alibi voor de wijziging was het feit dat er te divers werd gewerkt en dat de medewerkers elkaar haast nooit zagen. Er was te weinig groepsgeest, er waren teveel eilandjes. Radio 2 moest een hecht station worden, vanuit één enkele plek. Wel bleven de ontkoppelde programma’s, met een aanbod regionale informatie, vanuit de regionale studio’s in Antwerpen, Brussel, Gent, Hasselt en Kortrijk komen. 

Een half zevende sportnet

De Europese Voetbalkampioenschappen in 2000, gehouden in België en Nederland waren het alibi voor de publieke omroep om ‘ongemerkt’ een zevende radionet te starten. VRT-radio zond alle wedstrijden rechtstreeks uit via de middengolf-frequentie 927 kHz, waarop normaal Radio 1 te horen was. Tussen 10 juni en 2 juli was het station elke dag van 17:00 tot 23:00 uur in de lucht. 

Na Euro 2000 verdween 927 Live grotendeels uit de belangstelling om vanaf januari 2003 definitief een eigen leven te leiden. Op de 927 kHz was daarna afwisselend het signaal van Radio 1 dan wel van 927 Live te horen. Wie afstemde kreeg tijdens belangrijke sportmomenten de sportzender te horen. Voetbalwedstrijden in eerste klasse, Europese wedstrijden, belangwekkende sportprestaties van landgenoten… Ook buiten de uren van sport op Radio 1. Omgekeerd bleef via de frequentie van 927 Live voor en na, het eigen programma Radio 1 te beluisteren. Op 31 december 2011 nam VRT definitief afscheid van de 927 AM.

Midden jaren tachtig was het fenomeen keten- of netwerkradio ontstaan. Diverse lokale omroepen namen een centraal signaal over, zodat een soort landelijke dekking ontstond. Op die manier was Radio Contact zo goed als nationaal te ontvangen.

De overheid vond dit niet leuk en verbood het systeem om het een paar jaar later alsnog toe te staan, mits enkele uren per dag lokaal werden ingevuld. Projecten die met dezelfde formule werkten, maar geen lang leven beschoren waren, waren Family Radio (eveneens van de Contact Groep) en Radio Energy (van de Franse NRJ Group). Het globale programma werd meestal aangeleverd vanuit één centrale studio via een satellietverbinding.

Vlaamse radio via U-bochtconstructie

Kabelradio had intussen ook zijn entree gemaakt. Radio Flandria pionierde vanuit Luxemburg want van de Vlaamse wetgever mocht ook dit niet in eigen land. Dus werd Flandria een commerciële omroep met uitvalsbasis in het Groot Hertogdom Luxemburg en een reclameregie in Zaventem. De programma’s werden in Luxemburg-stad gemaakt, gingen eerst naar de satelliet en daarna naar de diverse kabelmaatschappijen.

Het systeem is in radiomiddens bekend als de U-bochtconstructie. Flandria startte in oktober 1997 via de Mechelse kabel en breidde gestaag zijn dekking uit. Tegen midden 1998 was men in elke Vlaamse huiskamer te ontvangen. Op 11 februari volgde B.O.B. (Best Oldies in België), een tweede initiatief van de groep achter Flandria.

S&SI eerste Vlaamse kabelradio

De interesse in de kabel als alternatief voor de ether bestond al langer. Geïnspireerd door redelijk succesvolle voorbeelden uit Nederland was er een lobby ontstaan die Minister van Media, Dirk Van Mechelen eindelijk zover kreeg om in de zomer van 1998 het bestaande mediadecreet aan te passen.

De komst van commerciële kabelomroep in Vlaanderen werd officieel mogelijk gemaakt. De wet verbood wel uitdrukkelijk om een kabelsignaal ook via de ether te verspreiden. S&SI, 4FM en Radio 538 (een spin off van het gelijknamige commerciële station in Nederland) gingen in februari 1999 van start. Radio Magdalena zou iets later volgen.

Pioniers gingen failliet in 2000

Eén voor één, behalve 4FM, verdwenen al deze kabelstations ook weer. Sneller dan verwacht zelfs. De interesse van de Vlaamse luisteraar was klein, de investering groot omdat o.a. de kabelmaatschappijen voor iedere abonnee geld vroegen en de satellietverbindingen bakken vol geld kostten. Bovendien was de belangstelling van de adverteerders gering.

Radio 538 begreep het eerst de precaire situatie en gooide al na een jaar de handdoek in de ring. 2000 zou ook een slecht jaar worden voor Flandria en BOB. Door wanbeheer van de Nederlandse investeerders ging het project failliet in het voorjaar. Op 31 maart 2000 verdwenen beide stations voorgoed van de kabel. Op dat moment hadden ze een Vlaamse uitzendlicentie en waren verhuisd naar het Century Center in Antwerpen. Het mocht niet meer baten.

Reclameregie van Radio Flandria in Zaventem. Kantoor en medewerkers. (Fotocredits: JLB)

S&SI, ondertussen van naam veranderd in Roxy en 4FM zagen enkel een mogelijkheid om te overleven via de nogmaals aangepaste mediawetgeving. Toenmalig Minister van Media, Dirk Van Mechelen (VLD) had op de valreep van 1999 een technisch team van het Nederlandse Nozema aan het werk gezet om een nieuw frequentieplan te bedenken. Er was eindelijk een wettelijke basis gecreëerd voor twee landelijke commerciële radio’s in Vlaanderen.

Winnaars werden gecontesteerd

Na een fel bevochten strijd tussen zeven kandidaten, waaronder zelfs een Finse groep, haalde 4FM de ene licentie. Investeringsmaatschappij Think Media (eerder opererend als Groep De Beukelaar), had het project mee helpen financieren. Vier collega’s en vrienden, hadden een droom waar kunnen maken (foto).

Een tweede licentie ging naar Qmusic. Eigendom van de Vlaamse Media Maatschappij (op 1 februari 1989 gestart met het eerste commerciële tv-station in Vlaanderen). Twee totaal verschillende initiatieven hadden het gehaald. Het leidde tot grote consternatie bij de verliezers. De Finse groep Finnpage, trok zelfs naar de Raad van State. ‘Muziek & Feiten’ een andere kandidaat stapte naar de rechter. Beiden kregen ongelijk.

De oprichters van 4FM; Wim Weetjens, Jan Caerts, Stefan Ackermans en Dirk Guldemont

Gestart en gestopt op dezelfde dag

4FM begon de officiële etheruitzendingen op 31 oktober 2001 via de 88.6 MHz vanuit Brussel. Ze hoefden daartoe uiteraard alleen maar hun bestaande kabelsignaal door te prikken. Nog diezelfde dag, om 15:10 uur, verdween het station ook weer uit de lucht. Dat gebeurde op verzoek van het Vlaams Commissariaat voor de Media. De in Brussel gebruikte frequentie bleek niet gecoördineerd. Er was op dat moment een langlopend dispuut aan de gang tussen de ministers Dirk van Mechelen en zijn Franstalige opponent Richard Miller. 4FM werd er de dupe van. Qmusic begon met testuitzendingen op diezelfde 31 oktober 2001, de officiële programma’s startten op 12 november.

De vele ministeriële oorlogen

Beide commerciële stations dienden hun signaal via respectievelijk 33 en 23 verschillende frequenties uit te zenden om een quasi landelijke dekking te realiseren. Die vele frequenties en een onbestaand beleid ten opzichte van de lokale radio’s, zorgden voor chaos. Niet alleen in de ether, maar ook bij de radiomakers zelf. De druk werd onhoudbaar. Enkele opeenvolgende Ministers van Media (Eric Van Rompuy, Dirk Van Mechelen en Marino Keulen) slaagden er uiteindelijk in om een nieuw, verbeterd plan voor alle Vlaamse radiostations uit te werken. Daarvoor werd zelfs een heftige strijd uitgevochten met de Waalse collega’s. Ondanks het feit dat radiosignalen niet stoppen aan een geografische of taalgrens, zijn zendvergunningen en frequentieverdeling in België een federale materie. Met alle onlogische gevolgen van dien.

De komst van stadsradio’s

Als gevolg van het nieuwe decreet konden geïnteresseerden zich ook kandidaat stellen voor een commerciële regionale licentie in 2003. In iedere Vlaamse provincie werd er een vergunning voorzien. Een nieuw fenomeen dook op. ‘Provinciale’ radio. Alhoewel er dit keer niemand vragende partij was voor zoiets werd dit toch door de wetgever voorzien. Antwerpen 1 (Antwerpen), Radio Go (Oost-Vlaanderen), Radio Mango (West-Vlaanderen), Radio Contact Vlaams-Brabant en FM Limburg zagen het levenslicht. 

Gelijk met de ‘provinciale’ licenties werden ook nieuwe vergunningen, voor de duur van negen jaar uitgereikt aan bijna driehonderd lokale radio’s. Daar waar het vroeger allemaal om omroepjes ging die een vermogen van 100 Watt dienden te gebruiken, waren er nu vele uitzonderingen. Een tiental projecten mochten grotere vermogens gebruiken. Zij kregen de benaming ‘stadsradio’ van de wetgever. 

Weinig interesse van de luisteraar 

Toen er in 2004 eindelijk legio mogelijkheden waren voor radio uit privé-initiatief, leek de interesse van de investeerders echter ver weg. Alle regionale omroepen en de meeste nieuw vergunde lokale en stadsradio’s hadden uiterste moeite om hun project gefinancierd te krijgen. Ook het aantrekken van de juiste medewerkers ging traag en moeizaam. Meestal moest men terugvallen op vrijwilligers of alleen maar non stop muziek uitzenden. En wat misschien nog het ergste was, de modale luisteraar lag er totaal niet meer wakker van. 

Na vier jaar aanmodderen bleek ook geen enkele ‘provinciale’ omroep levensvatbaar. Uit de restanten werd een derde landelijke commerciële radio geboren, Nostalgie. Het project zag het levenslicht op 20 maart 2008. Krantenuitgevers Corelio en Concentra gingen daarvoor een samenwerking aan met de internationale NRJ-groep, toen het grootste radioconcern ter wereld. De zender moest een tegengewicht bieden voor de landelijke commerciële stations van de Vlaamse Media Maatschappij: Qmusic en Joe.

Epiloog

Uit het complete verhaal van de radio in België kunnen we een bekende conclusie trekken. Net zoals alles in dit land begint het als een eenheidsverhaal, waarna alles langzaam uiteen valt in twee stukken. Vallen gaat vaak samen met brokken…

Voor een deeltje van deze teksten is gebruikt gemaakt van data verzameld door VRT Corporate Website, RVi Thuis in de Wereld,  Cas Goossens.


Blikvangers op deze dag

Je zou ook interesse kunnen hebben in...

Inschrijven
Abonneren op
guest

0 Reacties
Inline feedback
Bekijk alle reacties
Don`t copy text!
0
Deel hier gerust uw gedachtenx