RadioVisie

  • .
    Spotlight
    .

De dag dat België de radio uitvond

>> Nieuw! RadioVisie kan je nu ook volgen via Instagram en LinkedIn!

Radio in de tuinen van Laken

Op 28 maart 1914 begon de geschiedenis van de radio… in België. Al in 1913 bouwde de Italiaanse ingenieur Marzi (foto onder) een experimentele ‘radiofonische’ zender in een bijgebouwtje van het koninklijke paleis in Laken. Toch zou het nog tot de lente van 1914 duren vooraleer Koning Albert I ook een radio-ontvanger liet installeren zodat de hele koninklijke familie op 28 maart naar een concert kon luisteren.

Het was de eerste controleerbare muziekuitzending tussen een zender en een ontvanger ooit op Europese bodem. Kortom, een datum waar we als RadioVisie niet om heen kunnen. Het ideale moment om de archieven te raadplegen en op zoek te gaan naar de wortels van de Belgische radio. Waarbij we tot de verrassende vaststelling kwamen dat België een hele tijd een erg gewaardeerde radiopionier is geweest. In andere Europese landen keek en luisterde men met ontzag.

Met Congo in het achterhoofd

Al in 1907 experimenteerden R. Goldschmidt en M. Philipsson met radio-uitzendingen. Vanuit het Brusselse gerechtshof stuurde men signalen naar Tervuren, Namen en Luik. Daarbij is het belangrijk om te onthouden dat het hierbij niet ging om muziek of spraak, maar om Hertztonen. Zes jaar later, het was inmiddels al 1913, mocht de Italiaanse ingenieur Marzi een experimentele ‘radiofonische zender’ bouwen in een bijgebouwtje van het Koninklijke Paleis in Laken, vlakbij de Van Praetbrug. Koning Albert I was razend enthousiast en verleende op alle mogelijke manieren hulp en bijstand. Onlogisch was het dynamisme van de koning niet, want hij zag in deze nieuwe uitvinding een manier van communicatie met ‘zijn’ kolonie in Afrika, Congo. 

Het allereerste radiogebouw van België (in de tuinen van het Koninklijk Paleis) op 28 maart 1914

De experimenten gebeurden zonder officiële radionaam en werden gecatalogeerd onder de term TSF, een letterwoord voor Télégraphie Sans Fil (telegrafie zonder draad). De proeven gingen door op de lange golf. Met een vermogen van 2.000 Watt werd er uitgezonden op de 165 kHz. Het signaal reikte tot zeventig kilometer ver. Bij gunstige weersomstandigheden haalde men makkelijk het noorden van Frankrijk. Ook de antenne-installatie was indrukwekkend. Er stonden liefst acht pylonen die ieder 125 meter hoog waren! Desondanks kwamen er niet echt veel ontvangstrapporten binnen. Men schat het aantal radio-ontvangers in België in die periode op een… tiental. Een toestel kostte ongeveer 700 BEF en was bijgevolg voorbehouden aan de elite. 

België zet muziek op de radio

Veel mensen bouwden echter zelf een kristalontvanger. Een basiskennis en een vijftal componenten waren voldoende om een toestel ineen te knutselen waarmee radiogeluid kon worden opgevangen. De meeste luisteraars woonden in het Waalse landsgedeelte waar heel wat ingenieurs probeerden in te pikken op de technologische trend die België overspoelde. En het land meteen een prima status opleverde in heel Europa want tot op dat moment had nog nooit iemand er aan gedacht om ook muziek uit te zenden via de radio.

Algemeen zicht op de antennes van de ‘Grand poste de Laeken’ in 1914. Op de achtergrond de TSF school.

Op 28 maart 1914 bracht men in het Koninklijk Paleis alles in gereedheid voor de eerste serieuze uitzending. Het werd een concert opgedragen aan Koningin Elisabeth. Gedaan met fluittonen! Microfoons werden opgehangen, een klassiek orkest werd geposteerd in het woongedeelte van het paleis, de zender stond in een buitengebouw dat ook dienst deed als onderzoekslaboratorium. Men ging live de ether in om 20:30 uur met een aria uit Tosca. Nooit eerder was dit gedaan in Europa! 

Uitzend- en onderzoekscentrum 

De radiopioniers met dienst waren Raymond Braillard en Robert Goldschmidt. Hun stemmen waren de eerste ooit gehoord op de Belgische radio tijdens een programma die naam waardig. Na deze start bleef men wekelijks, op zaterdag de zender aanzetten. ‘Gesproken berichten’ werden steevast afgewisseld met uitzendingen van klassieke concerten. Snel koppelde men aan het ‘uitzendcentrum’ ook een school voor… draadloze telefonie en er kwam een onderzoekscentrum dat de radio-uitzendingen moest verbeteren en vereenvoudigen. 

Het hele project, dat later zou bekend worden onder de naam ‘De Paleisconcerten’, werd gefinancierd door Koning Albert en Koningin Elisabeth. Maar het avontuur duurde niet lang. Er werd een laatste keer uitgezonden op 20 augustus 1914. Dan beval Koning Albert de zender te vernietigen. De eerste Wereldoorlog was inmiddels uitgebroken en de koning vreesde dat de zendinstallatie in handen van de Duitsers zou kunnen vallen. (Foto onder)

Oorlogen zijn wel vaker de aanleiding voor het versneld verbeteren van bestaande technologieën. Meestal niet uitgevonden met de meest vredelievende bedoelingen. Pas achteraf plukt ook de modale burger de vruchten van de inspanningen. De verdere ontwikkeling van de radio is daar een voorbeeld van.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd het nieuwe medium uitsluitend gebruikt als militair communicatiemiddel. In een poging om dat steeds beter te doen, werd heel wat wijsheid opgestoken die nadien werd gebruikt voor de verdere commerciële uitbouw van de radio-omroep. Maar dit keer reageerde België niet zo snel op de nieuwe ontwikkelingen. Radio was niet meteen een prioriteit voor de regering. 

En daar was Radio Buxelles

Pas in 1922 begon er weer wat te bewegen in het land van Koning Albert I. SBR, de Société Belge de Radio-électricité, startte toen met de productie van radio-ontvangers en zenders. Drie jaar eerder, in 1920 hadden nauwelijks dertig personen in het land een echte ontvanger. Daarmee kon alleen geluisterd worden naar Franse, Britse en Duitse programma’s. ‘Leuk voor een keertje, maar daarmee verkoop je geen massa’s apparaten’, bedacht SBR. ‘Mensen willen weten wat in hun eigen land gebeurt, of luisteren naar hun eigen artiesten’. 

De eerste zender van S.B.R. gebruikt voor de uitzendingen van Radio Bruxelles

Daarom werd besloten om zelf een Belgisch radiostation op te richten. Radio Bruxelles werd de naam. Om de programma’s over heel het land te kunnen uitzenden, werd een zender gebouwd met een vermogen van 1500 Watt. Er werd gekozen voor de 410 meter als golflengte (= 732 kHz). De zender stond in Elsene opgesteld, in een gebouwtje van de Union Coloniale in de Stassartstraat. Op 23 november 1923 ging men van start. De nieuwe omroep werd officieel ingehuldigd door de minister van Spoorwegen, Post en Telegraaf. In de beginfase zond men enkele uren per dag uit in het Frans. Nieuws, sport en weerberichten werden afgewisseld met concerten van lichte en klassieke muziek.

Bruxelles werd Belgique

Snel kwam er meer structuur in de organisatie, de SA Radio Belgique zag het levenslicht. SBR werd de grootste aandeelhouder in ruil voor het ter beschikking stellen van de zender. Zendtijd werd verkocht aan politieke organisaties, godsdienstige groeperingen en aan firma’s die reclame mochten maken voor hun producten. Men besloot ook om de naam te wijzigen. Radio Bruxelles werd Radio Belgique.

De eerste officiële uitzending van het nieuwe en beter gestructureerde station ging de lucht in op 1 januari 1924. Meestal werd er muziek uitgezonden, op een zeldzame stationcall of aankondiging na. Een maand later startte men, ’s avonds om acht uur, met debatten van openbaar, cultureel of sociaal belang. Op 24 maart werd ene Theo Fleischman, Franstalig schrijver-journalist, aangeworven. Heel snel liet de man zich opmerken. Zijn creativiteit zou aan de basis liggen van hele generaties radiomakers.

Start van ‘Le journal parlé’

Fleischman werd eigenlijk in dienst genomen als ‘chroniqueur’. Zijn eerste opdracht was dan ook het stileren van het nieuws. Er kwam een regulier bulletin. Op 30 maart 1924 ging de eerste echte nieuwsuitzending de ether in. Tot dan waren de berichten, als die er al waren, los doorheen de programmering voorgelezen. Precies om 20:00 uur startte het eerste bulletin. Het bestond volledig uit nieuws dat men uit de krant had geplukt. Niet onlogisch dat de uitzending de naam ‘ Le Journal Parlé meekreeg. 

Fleishman kreeg daarbij hulp van een team van vier medewerkers. Ze lazen niet enkel het nieuws, maar maakten ook reportages en gingen mensen interviewen. Er werd slechts één enkele nieuwsuitzending per dag gemaakt, maar die duurde dan ook een half uur. Aanvankelijk beperkte men zich tot politieke berichten uit de Wetstraat, later werd ook buitenlands nieuws toegevoegd. De hele onderneming werd bekostigd met het uitzenden van reclames. Die kosten 15 BEF per spot. Fabrikanten van radiotoestellen stopten per verkocht apparaat een bijdrage in een globale pot.

Bezoek uit het buitenland

Schreef België in 1914 geschiedenis door als eerste Eurtopees land muziek via de radio uit te zenden, precies tien jaar later was er de innovatie van ‘Le Journal Parlé’. In het Nederlands trouwens nog jarenlang gebruikt onder de naam ‘Gesproken Dagblad’. Theo Fleishman (fotocredits: RTBF) maakte geen nieuwsbulletin dat bestond uit het voorlezen van officiële communiqués, maar herwerkte krantenberichten volgens journalistieke criteria. De dagbladen vonden dat minder prettig, maar eigenlijk bleef het bij gemor aan de zijlijn.

Sommige journalisten van de schrijvende pers waren best trots als hun artikel werd voorgelezen op het nieuwe wonderlijke medium. Fleischman en Co presenteerden hun journaal ook zelf voor de microfoon, dit in tegenstelling tot de meeste buitenlandse omroepen, zoals de BBC, die de presentatie overliet aan nieuwslezers zonder redactionele verantwoordelijkheid. Radiomakers uit heel Europa kwamen naar België om het inmiddels beruchte ‘Journal Parlé’ te analyseren en te bestuderen.

In 1925 verzorgde Fleischman de eerste rechtstreekse sportreportage: de wielerzesdaagse in het Brusselse sportpaleis. De man ging de geschiedenis in als de ‘vader’ van het radionieuws.

Tot 1926, twaalf lange jaren, was de ‘omroep’ in België een pure Franstalige aangelegenheid geweest. Een financieel probleem bij Radio Belgique lag mee aan de basis van het eerste groot Nederlandstalige initiatief. Radio maken kostte ook in de pioniersjaren handen vol geld en dat ondervond de SA Radio Belgique. In 1928 was de situatie dusdanig moeilijk geworden dat er opnieuw een budget werd gevraagd aan de regering.

Men kreeg al een hele tijd staatssteun, maar die bleek onvoldoende. De Vlamingen gingen dit keer echter dwarsliggen. Twee machtige organisaties, de Christelijke Middenstand en de Boerenbond eisten compensatie. De NV Radio werd opgericht, een Vlaamse Radio Omroep, die de tegenhanger moest worden van Radio Belgique. Op de site in Veltem kwam er een zender bij.

Antenne op de kerktoren

Toch zouden niet vanuit Veltem de eerste Nederlandstalige programma’s worden uitgezonden. Die eer viel Antwerpen te beurt. Al was Radio Antwerpen eerder een bescheiden initiatief. De officiële roepnaam was ON4ED, maar al snel werd het station bekend als Radio Kerkske. Bezieler was de radio-amateur Georges De Caluwé (foto), vandaar de ON-call. In zijn garage had hij zowel zender als antenne eigenhandig gebouwd. De naam Radio Kerkske was een verwijzing naar de antenne die op de kerktoren van Edegem stond. De studio bevond zich aan de Belgiëlei in Antwerpen. Er werd uitgezonden op 201 meter met een vermogen van 200 Watt. Daarmee reikten de uitzendingen tot vijftig kilometer ver.

Pionieren in West-Vlaanderen

Twee jaar later was er een tweede Nederlandstalig signaal te ontvangen in de Metropool. Radio Belgique had er een relaisstation staan. De uitzendingen vanuit Veltem werden er opgevangen en via een nieuwe frequentie doorgestuurd. Dat gebeurde onder de naam Radio Zoölogie. Alweer niet onlogisch die naam, want de zendinstallatie stond opgesteld in de dierentuin. Via dit station werd er Vlaamse zendtijd gekocht door de neutrale Vlaamse Radio Vereniging (VRV).

De aantrekkingskracht van ‘de radio’ nam steeds grotere proporties aan, het aantal ‘radiomakers’ nam toe. In de provincie West-Vlaanderen startte reeds in datzelfde jaar de Westvlaamse Radio Omroep vanaf een site in Vichte (foto), een dorp vlakbij Kortrijk. In deze laatste plaats bevonden zich de studio’s. De luisteraars konden afstemmen op de 205 meter. Er werd uitgezonden met een vermogen van 250 Watt.

Het verschil in locatie tussen de studio en de zendersites is te verklaren door een wettelijke bepaling. De toentertijd gebruikte AM-zenders veroorzaakten nogal wat storingen op andere elektrische apparatuur, zodat de uitbater van een radiostation door de overheid verplicht werd om minstens acht kilometer uit de buurt van een grote stad te blijven.

Hele bescheiden Vlaamse inbreng

Er was een klimaat van redelijke vrijheid, de overheid bemoeide zich (bijna) nergens mee. Frequenties werden toegekend door het ministerie van PTT (Post, Telegraaf en Telefoon), de technische controle van de zendinstallatie gebeurde door de RTT (Regie der Telefoon en Telegraaf). Ondanks dit liberale klimaat bleven de Vlaamse radiomakers bescheiden in aantal. Het zou zelfs nog tot 1935 duren vooraleer ook in Gent en het Limburgse Loksbergen stations van start zouden gaan.

In Oost-Vlaanderen ging het om Radio Vlaanderen. Een omroep met sterk socialistische inslag, terwijl het Loksbergse station een sterke katholieke achtergrond had. In Wallonië waren de privé-stations wel als paddestoelen uit de grond geschoten. Snel na elkaar waren volgende omroepen in de lucht gekomen: Radio Ardennes (in Libramont), Radio Cointe (in Micheroux), Liège Expérimental (in Beaufays), Radio Liège (een project van de krant La Wallonie), Radio Ottomont (in Andrimont), Radio Châtelineau, Radio Binche, Radio Wallonia – Bonne Espérance (in Vellezeille), Radio Schaerbeek (eigenlijk vanuit Kraainem), Radio Verviers (in Micheroux), Radio Seraing en Radio Conférences (in Meise).

Grote ‘stromingen’ manifesteren zich

Maar nu eerst even terug naar 1928. In dat nogal tumultueuze radiojaar was er inmiddels ook een nieuw fenomeen opgedoken. Grote maatschappelijke, politieke en religieuze stromingen hadden de impact van het medium ontdekt en begonnen zendtijd te eisen. Ze kregen die via de (nationale) zender van de NV Radio in Veltem. De Katholieke Vlaamsche Radio-Omroep (KVRO) en de Socialistische Arbeiders Radio-Omroep voor Vlaanderen (SAROV) verzorgden om de beurt programma’s.

Vrij snel gevolgd door de Vlaamsch Nationale Radio-Vereniging (VLANARA) en de Liberale Radio-Omroep (LIBRADO). Op dezelfde basis kwamen ook Franstalige verenigingen aan bod: Radio Emissions Socialistes d’Expression Française (RESEF), Société libérale de Radiodiffusion (SOLIDRA), Radio Catholique Belge (RCB) en Radio Wallonie.

De Belgische ether werd er niet eenvoudiger op. Het woord chaos is enigszins overdreven, toch werd het duidelijk dat een reglementering zich opdrong. Tot aan WO II zou België zestien particuliere, regionale omroepen kennen, waarvan vier Nederlandstalige stations. In 1930 schiep de Belgische overheid voor een eerste keer enige orde in de ether.

Het is 1930 geworden, de Belgische overheid laat zich inspireren door de Britten om te starten met publieke radio. De BBC had het levenslicht al gezien in 1927 en was daarmee de eerste nationale omroep ter wereld. De vrees dat het nieuwe medium, dat in een behoorlijke vaart de huisgezinnen veroverde, verkeerd zou gebruik worden lag aan de basis. Luisteraars moesten beschermd worden tegen grove taal, foute uitspraken, culturele vervlakking en/of verkeerd godsdienstig of politiek gedachtegoed

Slechts 35 uur in de week

Een nieuwe Belgische wetgeving bepaalde bijgevolg het kader van het ‘Institut National Belge de Radiodiffusion / Belgisch Nationaal Instituut voor Radio-omroep’ (INR – NIR). Er zou snel een aparte publieke omroep komen voor Vlaanderen en eentje voor Wallonië. Op 18 juni 1930 werd de wet gestemd. Maar het zou nog tot 1 februari 1931 duren voor de eerste publieke uitzendingen echt van start gingen. Erg veel merkten de luisteraars daar niet van omdat het INR- NIR grotendeels gebruik maakte van het personeel en de technische installaties in Veltem van Radio Belgique en van de NV Radio.

Het Nederlandstalig programma was te ontvangen op 322 meter (of 927 kHz). De Franstalige uitzendingen konden worden beluisterd via de 484 meter. Beide zenders hadden slechts een vermogen van 15 kiloWatt. Ook werd er maar vijf uur per dag uitgezonden, van 17:00 tot 22:00 uur.

Iedereen zelfde aantal zenduren

Marcel Van Soust de Borckenfeldt, eerder directeur van Radio Belgique, werd de eerste omroepbaas van het INR-NIR. Onder hem werken twee directeurs, Wallonië koos voor de inmiddels legendarische Théo Fleischman. In Vlaanderen viel de keuze op de erg populaire voetbalreporter Gust De Muynck (foto). De nationale omroep maakte niet alle programma’s zelf. Zendgemachtigde verenigingen mochten per week twaalf uitzenduren invullen.

Het ging om de Liberale Radio Omroep (Librado), de Katholieke Vlaamse Radio Omroep (KVRO), de Socialistische Arbeiders Radio Omroep (Sarov) en de Vlaamse Nationale Radio Vereniging (Vlanara). Alhoewel eerst was gedacht om het aantal uren zendtijd in functie van het aantal partijleden te bepalen, koos men er uiteindelijk voor om de grote politieke strekkingen dezelfde zendtijd toe te kennen.

De uitvinding van de luistertaks

Omdat de overheid nu zelf radiostations uitbaatte vond men dat de luisteraars maar moesten betalen voor deze dienstverlening. De ‘luistertaks’ werd reeds bedacht op 20 juni 1930, twee dagen na de oprichting van de nationale omroepinstituten. In 1931 moest voor het eerst betaald worden. Wie slechts een kristalontvanger bezat, betaalde maar 20 BEF. Wie zich een echte lampenradio kon permitteren, moest 60 BEF ophoesten. De nationale omroepinstituten kregen 90% van de inkomsten. In het 1930 waren er 76.872 ontvangers in België. Tien jaar later, bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog zouden dat er al 1.148.659 geworden zijn.

Sterke controle op inhoud en muziek

Van meet af aan werd de inhoud van de programma’s vrij strak bepaald. Alle zendgemachtigden konden naast zelf gekozen muziek, die weliswaar werd gecontroleerd, ook ‘gesproken woord’ uitzenden. Alle teksten moesten evenwel minstens drie werkdagen op voorhand worden ingeleverd bij het NIR. Daar werd nagegaan of er wetten werden overtreden, of er gevaar bestond voor de openbare orde, of de goede zeden werd aangetast en of de ideologische overtuiging die werd naar voor gebracht, niemand kwetste en/of de staat niet werd beledigd.

De omroepverenigingen dienden alle programmakosten zelf te betalen maar kregen alle technische faciliteiten gratis. Ze mochten ook gebruik maken van het nationale omroeporkest. Al bij al een behoorlijk schizofrene situatie omdat de kleinere privé-stations in de lucht konden blijven zonder overheidsinmenging. Meer zelfs… nieuwe initiatieven werd geen strobreed in de weg gelegd.

De luistertaks had de Belgische staatskas geen windeieren gelegd. Het aantal ontvangers bleef spectaculair stijgen. Van 76.872 in het jaar 1930 naar liefst 600.000 in 1934. Nu er geld was vond het INR-NIR dat het tijd was geworden voor een eigen omroepgebouw. Men had van de overheid een uitzendrecht gekregen voor twaalf jaar en in die periode wilde men bewijzen dat de toekenning terecht was.

Pakketboot aan de vijvers van Elsene

Architect Joseph Diongre kreeg op 15 december 1933 de opdracht een omroepgebouw te ontwerpen. Hij bedacht de befaamde pakketboot aan de vijvers van het Flageyplein in Elsene. Het was de tijd dat grote oceaanstomers over de zeven wereldzeeën reisden en zeker de periode dat grote pakketboten Belgen in nog grotere getale naar Belgisch-Congo brachten. Antwerpen had grote rederijen en een fiere haven van waaruit men zonen en dochters uitzond.

Het gebouw stond daarom symbool voor avontuur, ontdekkingen, nieuwe werelden en uitdagingen.Het was niet alleen een architecturaal hoogstandje, als functioneel radiogebouw was het de top in Europa. Tijdens het maken van de plannen waren er nog heel wat discussies geweest tussen de architecten en de radiotechnici.’Deze laatsten zouden zich teveel bemoeien’, luidde het. Maar de tussenkomsten hadden geloond. De hypermoderne studio’s, voorzien van de allermodernste apparatuur en de grote muziekstudio met de prachtige akoestiek waar live orkesten konden spelen, waren pareltjes.


Nationale omroep niet populair

Het art déco-gebouw werd in 1938 feestelijk ingehuldigd. Op 15 december van datzelfde jaar had iedereen die voor het INR-NIR werkte er zijn intrek genomen. De Franstaligen huisden in de linkervleugel, de Vlamingen kregen de rechtervleugel toebedeeld. Beide nationale omroepen hadden, op enkele details na, precies even veel ruimte en mogelijkheden gekregen. Maar ondanks alle faciliteiten bleef het radio-instituut met twee problemen worstelen.

Het radiosignaal kon niet in heel het land worden ontvangen en de uitzendingen waren niet echt populair te noemen. Op dat vlak scoorden de privé-stations een stuk beter. Zij stonden dichter bij het volk, brachten plaatselijk nieuws en schroomden er zich niet voor om lokale artiesten in de streektaal op te voeren. Een allereerste soort marktonderzoek gehouden door de… RTT in 1939 bevestigde de populariteit van bijvoorbeeld Radio Kortrijk of een Radio Kerkske (Antwerpen).

Met hulp van privé zenders

De nationale omroep had natuurlijk niet zitten wachten op het onderzoek van de RTT, de jaren voordien was al geprobeerd om de ontvangst te verbeteren. Er werden overeenkomsten gesloten met privé-omroepen om het signaal over te nemen. Dat leidde echter tot conflicten. INR-NIR mocht enerzijds geen reclame uitzenden, anderzijds waren er heel wat moeilijkheden op het vlak van ‘het gesproken woord’. Bij de nationale omroep ging geen lettergreep de ether in zonder controle vooraf, bij de privé-omroepen was men een stuk soepeler.

Het ‘losse’ van sommige journaals was aanleiding voor de overheid om zich ook te gaan bemoeien met het ‘Journal Parlé’ van de privé-stations. Dat ging zover dat in nieuwsuitzendingen alleen nog ludieke berichten getolereerd werden of nieuws dat van het persagentschap Belga kwam. De overheid sloeg en zalfde en probeerde greep te krijgen op de privé-stations, maar moest af en toe ook weer inbinden. Zo was er Radio Schaerbeek dat op bevel van de liberale Minister F. Bovesse (Justitie), in 1935 de uitzendingen moest staken. Heel snel moest hij echter, onder druk van de luisteraars, ook weer op zijn beslissing terugkomen.

Fotocredits: VRT en Archief RadioVisie – Voor deze reeks is onder andere gebruik gemaakt van data verzameld door Cas Goossens, Jacques vandersichel en Greta Boon


Amptec

Blikvangers op deze dag

Je zou ook interesse kunnen hebben in...

Inschrijven
Abonneren op
guest

1 Reactie
Inline feedback
Bekijk alle reacties
Bruno Brasseur
Bruno Brasseur
17 september 2018 - 15:49 15:49

Geachte,

Uw artikel is vlot geschreven, maar tot mijn spijt gebaseerd op soms niet al te juiste bronnen. Ten minste voor wat betreft de periode vóór de Grote Oorlog. Uw lezers worden zo met verkeerde berichten geconfronteerd.
Ik zet ze even op een rij:
– De experimenten van 1907-1908: het ging inderdaad over radiotelegrafie, maar evengoed over radiotelefonie.
– Marzi mocht bij ons een “sterkstroommicrofoon” bouwen. Men noemde hem de “koffiemolen”. De zender werd door Raymond Braillard en zijn mensen gebouwd. Het was een gewijzigde Morettiboog. Op uw eerste foto staat de koffiemolen links wat hoger op een schap. De morettiboog staat vóór (vermoedelijk) Marzi.
– De toestellen waren opgesteld in een ruimte van de treintunnel van Leopold II, juist nog op het terrein van de Koning, niet in de villa “Lacoste”.
– Er was reeds rond 1900 sprake van radiotelegrafie in Kongo. De Bremaecker deed een poging in 1902, maar de volledige installatie vond plaats in 1911-1912.
– Er werd vermoedelijk uitgezonden op 300m, 600m, 800m en 1100m.
– De uitgezonden muziek werd ontvangen op de Eiffeltoren.
– De antennes: niet 8 x 125m, maar 2x 125m en 6x 80 m, volgens R. Braillard.
– Het aantal radioamateurs is niet exact gekend, maar ze waren al een duizendtal in Brussel, volgens minister Segers (Marine, Post en Telegraaf).
– Radiotoestellen waren niet in de handel. De amateurs maakten ze zelf.
– Niemand gedacht aan muziek uitzenden? Fessenden deed het al in 1906.
– De uitvoering van 1914: de Koningin beschikte al een hele tijd over een kleine ontvanger waarmee ze morse kon beluisteren (dit was haar aangeleerd). De zender, met micro van Marzi, stond in de tunnel van Leopold II (zie uw eerste foto). De artiesten waren dus vermoedelijk ook daar aanwezig, zeker niet in het koninklijk paleis. Het programma van 28 maart is precies gekend: Puccini (Tosca), Verdi, Gilbert, Massenet, Wagner, Gretry, P. Benoit, Van Campenhout. Het stuk van Gretry werd later het rustsignaal van het NIR.

Voor meer informatie, zie hierover mijn boeken “Hallo, hallo, hier radio Laken” uit 2010 en, in collaboratie met Guido Nys, “Tussen vonk en omroep”, dat gepresenteerd werd precies op 28 maart 2014, 100 j na het concert van Laken.
Voor beide boeken samen werd meer dan 6 jaar “archieven” geraadpleegd.
Vóór de VRT toonde Radio France interesse, zodat ik mijn eerste boek kon verdedigen vóór het bestuur van het CHR (Comité d’Histoire de la Radiodiffusion). Hieruit resulteerde het nummer 118 van het CHR (2013), met een dossier over het begin van de radio-omroep in Europa (concerten van Laken), opgesteld door Pierre Braillard (zoon van Raymond), J.J. Ledos (Secr. Gen. van het CHR en schrijver van “Dictionnaire historique de télévision, 2013), en mezelf.
Al deze zaken zijn nu eenvoudig terug te vinden op internet.

Met vriendelijke groeten,
Bruno Brasseur.

Don`t copy text!
1
0
Deel hier gerust uw gedachtenx